Vragen en antwoorden Wet normering topinkomens (WNT)
De toepasselijkheid van de WNT is direct gekoppeld aan het instellingsbegrip uit de WTZi. Er is sprake van een (WTZi-)instelling als tenminste twee personen (een organisatorisch verband) namens de zorgaanbieder zorg leveren. Daarbij gaat het om geleverde zorg op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) of de Wet langdurige zorg (Wlz). Tevens is de WNT van toepassing op alle jeugdhulpaanbieders (die niet als solist werken) en gecertificeerde instellingen.
Als een instelling op enig moment in het jaar stopt met het verlenen van zorg, is de WNT van toepassing tot op het moment dat de zorginstelling zorg verleent of doet laten verlenen. Het is aan de instelling om aan te tonen per welke datum zij is gestopt met zorgverlening.
De WNT is niet van toepassing op eenmanszaken, maatschappen, vennootschappen onder firma en commanditaire vennootschappen.
Kijk voor meer informatie over de toepasselijkheid van de WNT op de pagina 'Welke zorgorganisaties' en bijlage 1 bij artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d, van de Wet normering topinkomens, onder het opschrift Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Ja, als de zorgaanbieder voldoet aan het instellingsbegrip. De toepasselijkheid van de WNT is namelijk direct gekoppeld aan het instellingsbegrip uit artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de WTZi. Dit geldt dus ook voor eerstelijnszorgaanbieders. Het gaat hierbij om de volgende criteria:
- De instelling bezit rechtspersoonlijkheid;
- De instelling is een organisatorisch verband – dat wil zeggen dat er minimaal twee personen werkzaam zijn die zorg verlenen;
- De instelling verleent zorg of een andere dienst waarop aanspraak bestaat ingevolge de Zorgverzekeringswet en/of de Wet langdurige zorg.
Voor 1 januari 2022
Vóór 1 januari 2022 was de WNT van toepassing op alle zorginstellingen met een WTZi-toelating, aangevraagd of van rechtswege. Instellingen met een WTZi-toelating van rechtswege waren opgenomen in artikel 1.2 van het Uitvoeringsbesluit WTZi. Dit zijn onder andere eerstelijnszorgaanbieders zoals apothekersinstellingen, huisartsen-, tandartsen- en fysiotherapiepraktijken.
Vanaf 1 januari 2022
Vanaf 1 januari 2022 is de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) in werking getreden. Met de inwerkingtreding van de Wtza is de WTZi-toelating vervallen. De toepasselijkheid van de WNT is nu direct gekoppeld aan het instellingsbegrip uit de WTZi. De reikwijdte van de WNT is daarmee niet gewijzigd en geldt dus nog steeds voor eerstelijnszorgaanbieders.
Wet- en regelgeving voor 1 januari 2022
Voor de volledigheid staat hieronder de relevante wet- en regelgeving voor de toepasselijkheid van de WNT vóór 1 januari 2022 opgesomd:
- Volgens artikel 1.3, lid 1, sub d van de WNT is de WNT van toepassing op de in bijlage 1 van de wet opgenomen rechtspersonen en instellingen.
- Voor 1 januari 2022 werd er in bijlage 1 van de WNT, onder Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, onder lid 7 verwezen naar alle op grond van artikel 5 van de WTZi toegelaten instellingen.
- Op grond van artikel 5, lid 1 van de WTZi viel een instelling onder de WTZi voor zover zij een organisatorisch verband was dat zorg verleende waarop aanspraak was ingevolge de Wet langdurige zorg en de Zorgverzekeringswet.
- Overeenkomstig met artikel 1, derde lid, van de WTZi zijn bij algemene maatregel van bestuur instellingen aangewezen die voor de toepassing van artikel 5 van de WTZi van rechtswege in het bezit zijn van een toelating.
- Instellingen benoemd onder artikel 1.2 van het Uitvoeringsbesluit WTZi, onder nummers 5 tot en met 14, 20 en 24 vielen, op grond van artikel 2.2 van het Uitvoeringsbesluit WTZi, van rechtswege onder de WTZi. Gezien deze instellingen van rechtswege over een toelating beschikten, hoefde de toelating niet aangevraagd te worden.
Meer informatie
Kijk voor meer informatie over de toepasselijkheid van de WNT naar het antwoord op de vraag hierboven ‘Voor welke zorgaanbieders geldt de WNT?’, de pagina 'Welke zorgorganisaties' en de bijlage 1 bij artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d, van de Wet normering topinkomens, onder het opschrift Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Ja, de WNT kent voor het bepalen of een instelling onder de WNT valt op basis van financiering vanuit de Jeugdwet, Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg geen vereist minimumbedrag aan opbrengsten vanuit deze wetten.
De WNT en de Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg en jeugdhulp zijn onverkort van toepassing op jeugdhulpaanbieders of aanbieders van zorg of een andere dienst waarop aanspraak bestaat volgens artikel 3.1.1 van de Wet langdurige zorg of een zorgverzekering als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet.
Als een topfunctionaris bij een instelling op hetzelfde moment een functie als niet-topfunctionaris vervult zoals zorgverlener, dan mag de som van de bezoldiging voor beide functies het voor de instelling geldende bezoldigingsmaximum niet te boven gaan. De bezoldiging voor de functie als topfunctionaris moet in dit geval tevens getoetst worden aan het voor de topfunctionaris individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum.
De WNT is niet van toepassing op het deel van de werkzaamheden als arts, tandarts of apotheker als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, de werkzaamheden in een specialisme van die beroepen als bedoeld bij of krachtens artikel 14 van die wet, alsmede werkzaamheden als klinisch fysicus van degene die bij of krachtens artikel 34 van die wet gerechtigd is die titel te voeren. Deze uitzondering dient limitatief gelezen te worden en is dus enkel van toepassing op werkzaamheden als arts, tandarts of apotheker. Zie voor een nadere uitleg over de openbaarmakingsverplichting voor medisch specialisten dit nieuwsbericht.
Voor de WNT-verantwoording moet u, als kleine zorgaanbieder, voor de WNT-gegevens altijd een controleverklaring laten opstellen door uw accountant.
Voor zeer kleine zorginstellingen geldt mogelijk een verantwoordingsvrijstelling. Om dit bepalen kunt u hier meer informatie vinden.
Het toepasselijk bezoldigingsmaximum van een zorgaanbieder is afhankelijk van het aantal punten dat een instelling toegedeeld krijgt op grond van de bijlage bij artikel 2 van de Regeling 2023 bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg en jeugdhulp. De instelling stelt het aantal punten vast op grond van de volgende factoren:
- soort rechtspersoon of instelling;
- aantal taken;
- aantal relevante financieringsbronnen;
- omzet.
Op grond hiervan scoort de instelling 6 tot 15 punten en deelt de instelling zich in een bezoldigingsklasse in.
Het individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum van een topfunctionaris kan lager zijn dan het voor de instelling toepasselijke bezoldigingsmaximum, afhankelijk van de duur en de omvang van het dienstverband van de topfunctionaris in het betreffende boekjaar.
Kijk voor meer informatie over individueel toepasselijke bezoldigingsmaxima naar Hoe wordt het individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum bepaald? en Wat is het bezoldigingsmaximum voor een topfunctionaris zonder dienstbetrekking?
Ja, het ontbreken van een WNT-verantwoording betreft een ernstig gebrek in de jaarrekening. Zorginstellingen kunnen dit gebrek herstellen door de jaarrekening met daarin de WNT-verantwoording middels de desaveuverklaring te deponeren. Zie de handleiding DigiMV voor meer informatie over de desaveuverklaring.
Ja, als u als jeugdhulpaanbieder een WNT-verantwoording via DigiMV openbaar wenst te maken, dan kunt u daarvoor een verzoek indienen via normeringtopinkomens@minvws.nl.
Bij de beoordeling over hoeveel punten een instelling toegekend mag krijgen op het criterium kennisintensiteit in paragraaf 2.1 van de Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg en jeugdhulp (hierna: Regeling), is het primaire proces bepalend. Als de instelling een primair proces heeft dat voorkomt in de tabel bij paragraaf 2.1, moet zij zich indelen in de bijbehorende categorie.
Als op een instelling meerdere rijen uit de tabel van toepassing zijn en/of een instelling meerdere primaire processen kent (die niet in de tabel zijn opgenomen), mogen de punten niet bij elkaar worden opgeteld. In dergelijke gevallen mag het puntenaantal worden gescoord dat hoort bij de rij of het primaire proces dat het hoogste aantal punten oplevert, mits de zorg bedoeld in die rij, of dat primaire proces, ten minste 20% van de totale omzet uitmaakt. Met ‘het primaire proces’ wordt bedoeld de zorg of jeugdhulp die de instelling levert en waarvoor zij wordt bekostigd.
Om als instelling onder het criterium kennisintensiteit te worden aangemerkt als “instelling voor geestelijke gezondheidszorg”, dient er sprake te zijn van vergoedbare geestelijke gezondheidszorg, zoals opgenomen in het Besluit Zorgverzekering of de Wet langdurige zorg. Een instelling dient dit aan te kunnen tonen op basis van het declaratiegedrag. Uit de financiële administratie van de instelling kan worden afgeleid welke zorgsoorten zijn geleverd. Instellingen die uitsluitend geestelijke gezondheidszorg aanbieden op basis van de Jeugdwet of andere financieringsbronnen vallen niet onder deze definitie.
Let op: de beoordeling van de karakteristieken van de instelling vindt plaats op basis van de situatie in het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin de beoordeling plaatsvindt.